Introductiepagina

Tuier (en samenstellingen)

Ook: teur, tuer en tuur.

Van 'tuieren', het aan een ketting of touw laten grazen van vee. Met 'tuier' wordt de (ijzeren of houten) paal aangeduid waaraan het vee vastgebonden wordt. Vaak met inbegrip van de ketting.

Diverse samenstellingen:

Tuierhout 1) Hout met een beugel om een dier aan een (tuier)paal vast te zetten. 2) Stijl waaraan de runderen op stal gebonden zijn.

Tuierketting Ketting waaraan het vee getuierd wordt.

Tuierklomp, ook: koeklomp Alleen aangetroffen in inventarissen uit de Achterhoek. Klaarblijkelijk de beugel waarmee de tuierketting of het tuiertouw aan de voorpoot van het getuierde rund wordt bevestigd.

Tuierhamer Hamer om tuierpalen mee in de grond te slaan. Ook: sleg(ge).