Tiemen wil zeggen het slepen van hooi over het land.
1) Het in rijen geharkte hooi op een hoop (rook) slepen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een paal (teem of tiempaal) die achter de paarden aangesleept wordt. Doorgaans werd hiervoor de ponder- of weesboom gebruikt, zodat in inventarissen -zover bekend - nooit een teem wordt genoemd.
2) Het verslepen van een rook hooi over het land. Vooral gebruikelijk waar het hooi per praam werd afgevoerd. Hierbij werd een tiemtouw om een hooirook geslagen en met een tiemhaak vastgetrokken. De hooirook kon - mits goed 'bezonken'- zo over het land gesleept worden eventueel met behulp van een tiemslede.
Medemblik 1810,3: een tiemtouw en een tiemslede.
Bronnen:
A.K. Mulder, Ald Ark, Leeuwarden 1990, p, 29