Introductiepagina

Paradijsvogel

Geen varianten.

Naam gegeven aan familie vogels (Paradisaeidae) afkomstig van Nieuw Guinea en naburige eilanden en die zich onderscheiden door een bijzondere en veelkleurige verenpracht. In Europa werden opgezette exemplaren ingevoerd en doordat de inheemse preparateurs de pootjes van deze exemplaren hadden verwijderd ontstond hier het misverstand dat deze vogels ook in levende lijve geen pootjes zouden hebben. De twee paradijsvogels waar Rembrandt een studie van maakte zijn dan ook pootloos. (Afb.) In de loop van de zeventiende eeuw kwamen er echter steeds meer aanwijzingen dat dit een fabeltje was. De Zweedse bioloog Linnaeus verwees naar dit verhaal toen hij in 1753 aan de Grote Paradijsvogel de naam Paradisaea Apoda (voetloze paradijsvogel) gaf.

In boedelinventarissen komen ze heel zelden voor.
In Doesburg 1669,1: een paradijsvogel, gedroogd en opgezet.
In Medemblik 1805,1: een opgezette paradijsvogel aan de schoorsteen.

paradijsvogels

Rembrandt, Studie van paradijsvogels, pentekening, Louvre Parijs.

Een anonieme bewerker van Plinius (TVD) omschreef de paradijsvogel halverwege de zeventiende eeuw als volgt:

Van de Paradijs-Vogel.

Uyt Oost-Indijen komen mede de Paradijs-vogelen, die de Indianen noemen Monocodiata, en de Portugijsen Passaros del sol; desen Vogel wordt tot ons gebracht gedroogd, en het ingewandt daer uyt gedaen; hy schijnt ontrent soo groot te wesen als een Tortel-duyf; zijn beck is als een Duyven bek; hy heeft schoone groen-achtige vederen om den hals; zijn vleugels zijn bruyn root, of heel licht Karstani-bruin; onder den buyck, en naer den staert toe, is hy van koleur het Goudt gelijck, dat is schoon geel, treckende naer het koleur datmen Ysabelle noemt; Zijn staert is seer lang, en luchtigh van pluymen, die gelijck Struys-vederen, niet aen malkanderen kleeven; doch de vederen van de staert trecken wat naer het koleur van een Ree, en zijn mede seer schoon, soo dat de eene koleur de andere seer soetlijk doet af steken. Den staert is seer lange, so dat den vogel met zijn staert lang is, ontrent een Hollandtsche elle; hy heeft twee snaren, die dicht by malkanderen op den rugge vast zijn, en strecken haer na achteren toe, so datse bykans eens so lange uyt-steken, als de staert; sy steecken in de rugge met twee kleyne schachtjens; maer sy worden ontrent de lengte van een vinger, van daerse vast zijn, even eens als een snaer: maer so rondt niet; en recht Karstani-bruyn van verwe. Dese Vogel en wordt niet anders als doodt gevonden; eenige seggen in Persia, andere in de Eylanden Moluccas: Acosta meent, datse uyt China komen, en seydt, datse altijdt in de Lucht zijn, en rusten haer met eenighe peesighe beentjes (dit zijn de snaren) aen de Bomen. Gesnerus en Majolus verhalen veel grollen van desen Vogel, en staen als verwondert, om datse een Vogel (soose meynen) sonder voeten vinden, teghen het seggen van Aristoteles, die seydt datter geen Vogel sonder voeten is: maer sy, en selfs Acosta, die dit mede seydt, zijn bedrogen; want men moet dÕoogen, die de voeten sien, en de handen, diese voelen, immers gelooven; want sy hebben voeten, even een gelijck Perdrijsen of Duyven: Maer het seggen, datse geen voeten en hebben; (meyn ick) komt hier uyt, of om datse de voeten, so haest alsse gevonden zijn, als onnut af-snijden, of om dat die door de drooghte af-vallen: Immers de gene, die nieuwsgierigh souden mogen zijn, om dit te sien, dien soude men de Vogels met de voeten konnen toonen. Sy pleghen seer hoogh ghe-acht te zijn: maer nu kanmense seer goeden koop koopen.

Bronnen:
C. Plini Secundi, Des wijdt-vermaerden Natuer-kondigers vijf boecken, Leeuwarden Gijsbert Sijbes 1657, p. 661.
Fred J. Alsop, III, "Bird-of-paradise," Discovery Channel School, original content provided by World Book Online, http://www.discoveryschool.com/homeworkhelp/ worldbook/atozscience/b/060725.html, 26-11-2001.