Introductiepagina

Bom

Ook: bonge en bunge.

I. In toepassing op ronde buikige voorwerpen.
a) Trommel. Vooral gebruikelijk in Overijsselse dialecten. (Doesburg 1793,1: 1 'koffiebong'.)
b) Blikken bierkan. (Weesp 1669: een kannebord, 2 kannen, 2 schutters en een bom.)
c) Ook gebruikt voor grote drankglazen.

II. Houten stop, gebruikt om vaten mee af te sluiten. (Lichtenvoorde 1888,01: bommen bij 390 biervaten.)