Introductiepagina

Aker

Ook: e(e)ker, aaker etc.

I. Een (metalen) emmer. Lichte verschillen in betekenis per streek. In Holland was een aker vooral een wateremmer bij de put, in 'gewestelijke spraak' watervat, in Gelderland ook een visketel, in Groningen een kookpan, in Breda een koperen melkemmer.

II. Een sierraad in de vorm van een aker (eikel).

III. Een houten of metalen doosje in de vorm van een eikel, waarvan het bovenste gedeelte, dat tot deksel dient, op het onderste wordt vastgeschroefd.

Samenstellingen

Putaker (ook tegengekomen als 'pitaker'): koperen, ijzeren of blikken emmertje om water te scheppen bij de waterput of regenton (WNT). Vgl. putemmer en bakaker.
Tafelaker: Niet in WNT/vDale; twee mogelijkheden; aker in betekenis 'eikel': de eikelvormige loden gewichtjes die, voorzien van een klemmetje aan de hoeken van een tafelkleed gehangen worden zodat de wind het kleed niet kan opwaaien; met aker in de betekenis wateremmertje, vaatje: een soort kan voor op tafel o.i.d.
Bakaker: Een aker bij de regenbak. (WNT).
Parelaker, k(o)raalaker: Een aker (eikel) gemaakt van een parel respectievelijk koraal. Als versiering aangebracht op beffen en hals(neus)doeken. (Alleen aangetroffen in Weesper inventarissen.)

Citaten

Oirschot 1664,1: een brouwketel of aker